-
1 I've done it again
ik heb het weer verknoeid/verknald -
2 have done it again etc
expr infmlOh God! I've done it again! When will I learn to hold my tongue? — О, Боже! Опять я ляпнул не то. Когда же я научусь держать язык за зубами?
Well, he had done it this time, all right — Ну, на этот раз он, кажется, действительно сделал большую глупость
There was an iron-shaped hole with charred edges where she had started to iron her dress. "You've done it now, haven't you?" — В том месте, где она начала гладить платье, зияла дыра с обожженными краями. "Ну ты и наделала делов, а?"
The new dictionary of modern spoken language > have done it again etc
-
3 done again
(v) sayinkanta. -
4 have done it
expr infmlWell, now he has done it — Ну на этот раз он точно сделал глупость
-
5 do
n. feest; doen (grammatika, gebiedende wijs), bedrog--------v. doen; voldoende zijn; klaarkomen; spelen; voor de gek houdendo1[ doe:] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: ook do's〉♦voorbeelden:→ fair fair/————————do21 doen ⇒ handelen, zich gedragen4 klaar zijn ⇒ opgehouden zijn/hebben5 geschikt/bruikbaar zijn ⇒ voldoen, volstaan♦voorbeelden:1 don't! • niet doen!, schei uit!he did well to refuse that offer • hij deed er goed aan dat aanbod te weigerenshe was hard done by • zij was oneerlijk behandelddo well/badly by someone • iemand goed/slecht behandelendo as you would be done by • wat u niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet〈 spreekwoord〉 do as you would be done by • wat u niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander nietdo as you please • doe wat je wilt2 how do you do • aangenaam, hoe maakt u hetbusiness is doing well • de zaken gaan goedhe is doing well • het gaat goed met hemdo well out of selling souvenirs • aardig profiteren van het verkopen van souvenirs〈 informeel〉 he made a pass at her, but nothing doing • hij probeerde haar te versieren, maar geen kanswhat's doing in London? • wat is er in Londen te doen?4 have done! • schei uit!Jack had done with eating • Jack was klaar met etenhave done with it • er de brui aan gegeven hebbenthe dress must be made to do for a while yet • deze jurk moet nog een poosje meegaanit doesn't do to worry like that • het haalt niets uit je zo'n zorgen te makenit doesn't do to say such things • zoiets hoor je niet te zeggennothing doing • het haalt niets uitthat will do! • en nou is 't uit!it will do tomorrow, tomorrow will do • morgen kan ook nog/is het ook goedJoan will do as my helper • Joan kan ik als mijn helper gebruikenthat coat will do as/for a blanket • die jas kan (wel) als deken dienenthat will do for me • dat is wel genoeg voor mijdo well/badly for something • goed/slecht voorzien zijn van ietshe can (make) do with very little food • hij heeft maar weinig eten nodigthey'll have to do with what they've got • ze zullen het moeten doen met wat ze hebbenI can't do without music • ik kan niet zonder muziek〈 informeel〉 do away with • wegdoen/gooien, een eind maken aan; afschaffen 〈 doodstraf, instituut e.d.〉〈 informeel〉 do away with someone • iemand uit de weg ruimen, iemand afmakenhow does this jacket do up? • hoe gaat dit jasje dicht?〈Brits-Engels; informeel〉 do for someone • het huishouden doen voor iemand, werkster zijn bij iemand〈 informeel〉 I'm done for • ik ben er geweest, het is met mij gedaan〈 informeel〉 what will we do for water? • hoe komen we aan water?I could do with a few quid • ik zou best een paar pond kunnen gebruikenit's got nothing to do with you • jij staat erbuitenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 bezig zijn met 〈iets concreets/bestaands〉 ⇒ doen; opknappen, in orde brengen, herstellen; oplossen 〈puzzels e.d.〉; studeren 〈enz.〉3 maken ⇒ doen ontstaan/worden4 (aan)doen ⇒ geven, veroorzaken11 handelen in ⇒ verkopen, hebben♦voorbeelden:do one's best • zijn best doendo business with • zaken doen metdo a concert • een concert gevendo a dance • een dans uitvoerendo exams • examens afleggen/doendo hard work • hard werkendo some skiing • een beetje skiënhe did all the talking at the meeting • hij voerde steeds het woord op de vergaderingif you want to go, do it now • als je wilt gaan, doe het dan nuit isn't done • zoiets doet men nietit does something for/to me • het doet me wat, het geeft me een kickthat embroidered M does something for/to your dress • die geborduurde M geeft je jurk net dat beetje extrawhat can I do for you? • wat kan ik voor je doen?; 〈 in winkel〉wat mag het zijn?well done! • goed zo!, knap gedaan!2 I still have to do the bedroom/dishes • ik moet de slaapkamer/vaat nog doendo a degree • studeren voor een (universitaire) graaddo one's duty • zijn plicht doendo one's face • zijn gezicht/zich opmakendo psychology • psychologie studerenthey did the dining room in blue and white • zij hebben de eetkamer in blauw en wit ingerichtdo his service • in dienst zijnhave one's teeth done • zijn tanden laten nakijken/behandelendo the windows • de ramen lappendo out • grondig onder handen nemen/schoonmaken/opruimendo a room over • de kamer weer eens opknappendo up the kitchen • de keuken opknappendo up (in) a parcel • een pakje maken (van)do a house up • een huis renoveren/restaurerenshe did her hair up • ze stak haar haar opdo oneself up • zich opmaken, zich opdoffendo an omelette • een omelet bakkendo a story • een verhaal schrijvendo a translation • een vertaling makendo wonders • wonderen verrichtendo someone a favour • iemand een dienst bewijzenit does me good • het doet me goed〈 ironisch〉 much good may it do you! • veel geluk ermee!it does one no harm • het kan geen kwaadthe girls were really done • de meisjes waren bekafdone in • bekaf, afgepeigerdget done with something • iets afmakenthe potatoes aren't done yet • de aardappelen zijn nog niet gaarhow do you want your steak done? • hoe wil jij je biefstuk?he did the villain • hij speelde de schurkenrol8 do 50 mph. • 80 km/uur rijden9 do Europe in five days • Europa bezoeken/doen in vijf dagendo someone for \\td100 • iemand voor honderd dollar afzettendo a child out of its prize • een kind zijn prijs afhandig makenwe do only B\\teB • we hebben enkel kamer met ontbijtdo a place over • een woning plunderen¶ that's done it! • gelukt!; nou is 't uit/naar de knoppenthat does it! • dat doet de deur dicht!I've done it again • ik heb het weer verknoeid/verknaldthat does me • daar kan ik (met m'n pet) niet bija boiled egg will do me • ik heb genoeg aan een gekookt eiwhat are you doing with yourself? • wat voer je tegenwoordig uit?they did not know what to do with themselves • ze verveelden zichif you don't stop now, I'll do you! • als je nu niet ophoudt, doe ik je wat!/dan zal ik je!do someone/something down • iemand/iets kleinerendo someone down • iemand beduvelen/belazerenover and done with • voltooid verleden tijddo up a zip/a coat • een rits/jas dichtdoenwould you do me up please • wil jij mijn rits even voor me dicht doenIII 〈 hulpwerkwoord〉1 〈om inversie en ontkenning mogelijk te maken; onvertaald〉3 〈om nadruk mogelijk te maken; voornamelijk te vertalen door een bijwoord〉♦voorbeelden:1 do you know him? • ken je hem?I don't know him • ik ken hem niet2 he laughed and so did she • hij lachte, en zij (lachte/deed dat) ookI treat my friends as he does his enemies: badly • ik behandel mijn vrienden zoals hij zijn vijanden: slechthe worked harder than he'd ever done before • hij werkte harder dan (hij vroeger) ooit (gedaan had)‘I take it it's true’ ‘So do I/But I don't’ • ‘Ik neem aan dat het waar is’ ‘Ik ook/Ik niet’he writes well, doesn't he? • hij schrijft goed, niet (waar)?/vind je niet?‘Did you see it?’ ‘I did/I didn't’ • ‘Heb jij het gezien?’ ‘Ja/Neen’‘He sold his car’ ‘Did he?’ • ‘Hij heeft zijn auto verkocht’ ‘Echt (waar)?’〈 informeel〉 they behave strangely, do women • ze doen rare dingen, de vrouwenI do love you • ik hou echt van jedo come in! • kom toch binnen! -
6 tuo
(pl tuoi) 1. adj youril tuo amico your friendun tuo amico a friend of yours2. pron: il tuo yours* * *tuo agg.poss. di 2a pers.sing.1 your; (ant. poet.) thy; ( tuo proprio) your own: tuo padre e tua madre, your father and mother; il tuo libro, your book; la tua casa, your house; i tuoi amici, your friends; le tue vecchie abitudini, your old habits; il tuo migliore amico, your best friend; come passi le tue serate?, how do you spend your evenings?; ha osato venire a casa tua?, did he dare to come to your house?; sei libero di esprimere il tuo parere, you're free to express your opinion; non ti piacerebbe avere una casa ( tutta) tua?, wouldn't you like to have a house of your own?; hai un modo tutto tuo di vedere le cose, you have your own way of seeing things; sono del tuo stesso avviso, I'm of your opinion; questo non è affar tuo, this doesn't concern you (o this is none of your business) // un tuo libro, one of your books (o a book of yours); mi piacciono questi tuoi quadri, I like these pictures of yours; ho incontrato quella tua amica, I met that friend of yours // nelle Tue mani rimetto l'anima mia, into Thy hands I commend my spirit; sia fatta la Tua volontà, Thy will be done // in vece tua, instead of you (o in your stead) // l'ho fatto per amor tuo, I did it for your sake (o for love of you)2 ( nella chiusa delle lettere) Your (s): tuo Giorgio, Yours, George; tua Francesca, Yours, Frances; il tuo affezionatissimo cugino, Yours affectionately (o Your affectionate) cousin3 ( con uso predicativo) yours: questo soprabito dev'essere tuo, this coat must be yours; non sono tuoi questi dischi?, aren't these records yours?; quella penna non è tua, è mia, that pen isn't yours, it's mine; questo è un problema tuo, non suo, this problem is yours, not his◆ pron.poss.1 yours; (ant. poet.) thine: il mio appartamento è più piccolo del tuo, my flat is smaller than yours; la mia macchina non parte, posso prendere la tua?, my car won't start, can I borrow yours?; questo è il mio posto, non il tuo, this is my place, not yours2 ( in espressioni ellittiche): ho ricevuto oggi la tua del 5 corr., I have just received your letter of the 5th inst.; noi siamo tutti dalla tua, we're all on your side; perché stai sempre sulle tue?, why do you always keep to yourself to yourself?; devi sempre dire la tua, you always have to have your say; devi averne combinata una delle tue, you must have been up to your old tricks again; anche tu hai avuto le tue, you've had your share too◆ s.m.1 vivi del tuo, you live on your own earnings; ci rimetti del tuo, you'll lose on it; accontentati del tuo, be satisfied with what you've got2 ( partitivo): qualcosa, niente di tuo, something, nothing of your own; in questo scritto c'è ben poco di tuo, there's not much of your own in this writing* * *['tuo] tuo (-a) tue pl f tuoi pl m1. agg possè casa tua; è la tua casa — it's your house
2. pron possil(la) tuo(a) ecc — yours, your own
3. sm1)2)i tuoi — (genitori) your parents, (famiglia) your family, (amici) your (own) people, your side
4. sfla tua — (opinione) your view
ne hai fatta una delle tue! — (sciocchezze) you've done it again!
anche tu hai avuto le tue — (disavventure) you've had your problems too
alla tua! — (brindisi) your health!
* * *Ex:(affettuosi saluti dalla) tua Lara — (nelle lettere) yours (affectionately) o love, Lara II il tuo, f. la tua, m.pl. i tuoi, f.pl. le tue pronome possessivo/Ex:1) yours2) colloq. (in espressioni ellittiche)anche tu hai detto la tua — you had your say o spoke your mind too
i tuoi — (genitori) your parents, your folks colloq.; (parenti) your relatives
••alla tua! — (in un brindisi) here's to your health o to you!
Note:v. la nota della voce mio* * *tuov. la nota della voce mio.your; tuo padre your father; tua madre your mother; le tue scarpe your shoes; i tuoi amici your friends; un tuo amico a friend of yours; due tuoi libri two books of yours; hai un alloggio (tutto) tuo? have you got a flat of your own? bada ai fatti tuoi! mind your own business! sia fatta la Tua volontà Thy will be done; (affettuosi saluti dalla) tua Lara (nelle lettere) yours (affectionately) o love, Lara II il tuo, f. la tua, m.pl. i tuoi, f.pl. le tue1 yours; un lavoro come il tuo a job like yours; mio marito e il tuo my husband and yours; la macchina blu è la tua the blue car is yours2 colloq. (in espressioni ellittiche) sta dalla tua he's on your side; anche tu hai detto la tua you had your say o spoke your mind too; hai avuto le tue you had your share; ne hai di nuovo fatta una delle tue! you've been up to your old tricks again! non stare così sulle tue! don't be so buttoned up! ho ricevuto la tua del 3 maggio I got your letter of the 3rd May; i tuoi (genitori) your parents, your folks colloq.; (parenti) your relatives; alla tua! (in un brindisi) here's to your health o to you! ci hai rimesso del tuo? did you pay out of your pocket? -
7 sien
sien, sienne [sjɛ̃, sjεn]• le sien• les siens [d'un homme] his ; [d'une femme] hers ; [d'une chose, animal] its own ; (indéfini) one's own2. masculine noun, feminine nounc. ► faire des siennes (inf)il/elle a encore fait des siennes he/she has done it again (inf)* * *Note: En anglais, le choix du possessif de la troisième personne du singulier est déterminé par le genre du ‘possesseur’. Sont du masculin: les personnes de sexe masculin et les animaux domestiques mâles; sont du féminin: les personnes de sexe féminin, les animaux domestiques femelles et souvent les navires; sont du neutre les animaux non domestiques et les non-animés. La forme masculine est his: il m'a donné le sien/la sienne/les siens/les siennes = he gave me his. La forme féminine est hers: elle m'a donné le sien/la sienne/les siens/les siennes = she gave me hers. Pour le neutre on répète le nom avec l'adjectif possessif its
1.
sienne sjɛ̃, sjɛn adjectif possessifcette maison est sienne à présent — the house is now his/hers
2.
celui-là, c'est le sien — that's his/hers
être de retour parmi les siens — ( sa famille) to be back with one's family; ( ses amis) to be back among one's own friends
* * *sjɛ̃, sjɛn sien, -ne1. pron1) [homme, mâle]"C'est le vélo de Paul?" — "Oui, c'est le sien." — "Is this Paul's bike?" — "Yes, it's his."
2) [femme, femelle]"C'est le vélo d'Isabelle?" — "Oui, c'est le sien." — "Is this Isabelle's bike?" — "Yes, it's hers."
3) [institution]2. nm3. nmpl4. nfpl* * *❢ En anglais, le choix du possessif de la troisième personne du singulier est déterminé par le genre du ‘possesseur’. Sont du masculin: les personnes de sexe masculin et les animaux domestiques mâles; sont du féminin: les personnes de sexe féminin, les animaux domestiques femelles et souvent les navires; sont du neutre les animaux non domestiques et les non-animés. La forme masculine est his: il m'a donné le sien/la sienne/les siens/les siennes = he gave me his. La forme féminine est hers: elle m'a donné le sien/la sienne/les siens/les siennes = she gave me hers. Pour le neutre on répète le nom avec l'adjectif possessif its..A adj poss cette maison est sienne à présent the house is now his/hers.B le sien, la sienne, les siens, les siennes pron poss his/hers/its; celui-là, c'est le sien that's his/hers; l'enfant n'était pas le sien the child was not his/hers; alors que les taux baissent en Europe, le Canada augmente les siens while rates are coming down in Europe, Canada is putting its rates up; être de retour parmi les siens ( sa famille) to be back with one's family; ( ses amis) to be back among one's own friends; elle a encore fait des siennes! she's been up to mischief again!; mon ordinateur refait des siennes the computer's started playing up GB ou acting up again; ⇒ y.[sjɛ̃] ( féminin sienne [sjɛn], pluriel masculin siens [sjɛ̃], pluriel féminin siennes [sjɛn]) adjectif possessif————————le sien ( féminin la sienne, pluriel masculin les siens, pluriel féminin les siennes) pronom possessif[en se référant à un objet, un animal] itselle est partie avec une valise qui n'était pas la sienne she left with a suitcase that wasn't hers ou that didn't belong to hera. [faire un effort] to make an effortb. [être compréhensif] to be understanding -
8 loro
1. pron soggetto theyoggetto themforma di cortesia, anche Loro you2. possessivo theirforma di cortesia, anche Loro youril loro amico their/your friendi loro genitori their/your parents3. pron: il loro theirsforma di cortesia, anche Loro yours* * *loro1 agg.poss.m. e f. 3a pers.pl.1 their; (loro proprio) their own: la loro madre, their mother; i loro figli, their children; non mi piace il loro atteggiamento, I don't like their attitude; sentivamo le loro voci, we could hear their voices; portano sempre i (loro) bambini con loro, they always take their children with them; siamo andati a casa loro, we went to their house; vorrebbero avere una casa loro, they'd like to have a house of their own; hanno comprato il terreno con i loro (propri) risparmi, they bought the land with their (own) savings; hanno un loro modo di vedere le cose, they have their own way of looking at things; vogliono sempre fare a modo loro, they always want to do things their way; tutto è accaduto sotto i loro (propri) occhi, everything happened before their very eyes // un loro cugino, a cousin of theirs; sono venuti con tre loro amici, they came with three friends of theirs; abbiamo ancora alcuni loro libri, we still have some books of theirs2 (formula di cortesia) your: le Loro Altezze, le Loro Maestà, Your (Royal) Highnesses, Your Majesties; Lor Signoria, Your Lordship; i signori sono pregati di esibire i loro passaporti, you are kindly requested to show your passports3 (con uso predicativo) theirs; (formula di cortesia) yours: l'appartamento è loro, the flat is theirs; la responsabilità è loro, non vostra, it's their responsibility, not yours; scusino, è loro questa valigia?, excuse me, is this case yours?◆ pron.poss.m. e f.pl.1 theirs; (formula di cortesia) yours: questa è la nostra stanza, quella è la loro, this is our room, that is yours; i nostri figli studiano, i loro lavorano, our children are studying, theirs are working; il mio parere non è diverso dal loro, my opinion is no different from theirs; noi abbiamo fatto le nostre scelte, altri faranno le loro, we've made our choices, others will make theirs2 (in espressioni ellittiche): abbiamo ricevuto la loro del 5 aprile, we have received your letter of 5th April; sta sempre dalla loro (parte), he's always on their side; ne hanno combinato una delle loro, they've (gone and) done it again; vogliono sempre dire la loro, they always want their say.loro2 pron.pers.m. e f. 3a pers.pl.1 (compl. ogg. e ind. di essi, esse) them: sto chiamando loro, non voi, I'm calling them, not you; dite loro di venire subito da me, tell them to come straight to me; hai pensato a loro?, have you thought of them?; partirò con loro, I'll leave with them; andiamo da loro stasera, we're going to see them this evening; di loro non sapevamo nulla, we knew nothing about them; sta a loro decidere, it's up to them to decide // uno di loro, one of them; alcuni di loro, some of them; nessuno di loro, none of them // il padre di loro, il di loro padre, their father2 (con funzione di sogg.) they: io verrò con voi, loro non hanno ancora deciso, I'm coming with you, they haven't decided yet; faremo quello che fanno loro, we'll do what they do; te l'hanno detto loro?, did they tell you?; tutti erano puntuali, loro arrivarono in ritardo, everyone else was on time, they came late; al ricevimento c'erano anche loro, they were at the reception too; in quella casa sono rimasti solo loro, they are the only ones left in that house; se loro credono di farmela, si sbagliano, if they think they can take me in, they're mistaken // loro due, tre, the two, three of them // beati loro!, lucky them! // partiti loro, tutto tornò come prima, once they'd left, everything got back to normal3 (con uso rafforzativo o enfatico): ''Non ne sappiamo nulla'' ''Neanche loro'', ''We don't know anything about it'' ''Neither do they'' // loro stessi, proprio loro, they... themselves (o they themselves): l'hanno ammesso loro stessi, they admitted it themselves (o they themselves admitted it)4 (con funzione predicativa) they, them: ''Chi è?'' ''Sono loro'', ''Who is it?'' ''It's them''; ''Siete stati voi?'' ''No, sono stati loro'', ''Was it you?'' ''No, it was them''; sono stati loro ad avvertirmi, it was they who told me (o they were the ones to tell me); se fossi (in) loro non mi muoverei, if I were them, I wouldn't move // dopo quell'esperienza, non sembravano più loro, after that experience they were never themselves again5 (sogg. e compl.) (formula di cortesia) you: come (loro) desiderano, as you wish; se loro vogliono accomodarsi..., would you like to come this way, please?; Egregi Signori, ci permettiamo di inviare Loro..., Dear Sirs, we take the liberty of sending you...* * *I ['loro] pron pers pl1) (complemento) them2) (sogg : al posto di "essi", "esse", con valore enfatico) theyprendeteli, sono loro — catch them, they're the ones
sono loro, apri la porta — it's them, open the door
sono stati loro a dirmelo — they told me themselves, it was they frm o them who told me
hanno ragione loro, non tu — they are right, not you
3) (nelle comparazioni: sogg) they, them, (complemento) themII ['loro] pron pers plne so quanto loro — I know as much as they do, I know as much as them
(forma di cortesia) (anche: Loro)1) youchiedo lor signori di seguirmi — be so good as to follow me, (if you would) gentlemen
2) (nelle comparazioni) youIII ['loro]1. agg poss invil(la) loro; i(le) loro
1) their2) (forma di cortesia), (anche: Loro) your2. pron poss invil(la) loro; i(le) loro
1) theirs2) (forma di cortesia), (anche: Loro) yours3)i loro — (famiglia) their family, (amici) their own people
siamo dei loro; stiamo dalla loro — (parte) we're on their side, we're with them
* * *['loro] 1.loro vanno al cinema, io no — they go to the cinema, I don't
2) (complemento oggetto) them3) (complemento di termine) themio lavoro più di loro — I work more than they do o than them
5) (forma di cortesia) you2.aggettivo possessivo invariabile1) their; (quando è preceduto da un articolo, quest'ultimo non si traduce)un loro amico, uno dei loro amici — a friend of theirs
alcuni loro insegnanti — some of their teachers, some teachers of theirs
2) (forma di cortesia) your3) il loro, la loro, i loro, le loro pronome possessivo invariabile theirsla nostra casa è più grande della loro — our house is bigger than theirs; (in espressioni ellittiche)
è dei loro — (familiari, alleati, compagni) he's one of them
* * *loro/'loro/I pron.pers.pl.1 (soggetto) they (in inglese va sempre espresso); loro vanno al cinema, io no they go to the cinema, I don't; loro due the two of them2 (complemento oggetto) them; sto cercando loro I'm looking for them3 (complemento di termine) them; ho dato loro il tuo numero di telefono I gave them your telephone number; la lettera non era indirizzata a loro the letter wasn't for them4 (preceduto da preposizione) lei non pensa a loro she doesn't think of them; un regalo per loro a present for them; io lavoro più di loro I work more than they do o than themII agg.poss.inv.1 their; (quando è preceduto da un articolo, quest'ultimo non si traduce) la loro casa their house; un loro amico, uno dei loro amici a friend of theirs; alcuni loro insegnanti some of their teachers, some teachers of theirs; sto dalla loro (parte) I'm on their side; al loro arrivo when they arrived; non hanno una macchina loro they haven't got a car of their own2 (forma di cortesia) yourpron.poss.inv.theirs; è il loro it's theirs; la nostra casa è più grande della loro our house is bigger than theirs; (in espressioni ellittiche) ne hanno fatta un'altra delle loro they've been up to mischief again; vogliono sempre dire la loro they always have to speak their mind; è dei loro(familiari, alleati, compagni) he's one of them. -
9 fare
1. v/t dovestito, dolce, errore makebiglietto, benzina buy, getfare il pieno fill upfare un bagno have a bathfare il conto al ristorante prepare the billfare il medico/l'insegnante be a doctor/teachernon fa niente it doesn't matterfare vedere qualcosa a qualcuno show something to someonefarcela managenon ce la faccio più I can't take any more2 più 2 fa 4 2 and 2 make(s) 4quanto fa? how much is it?far fare qualcosa a qualcuno get someone to do something2. v/i: questo non fa per me this isn't for mefaccia pure! go ahead!, carry on!qui fa bello/brutto the weather here is nice/awfulfa freddo/caldo it's cold/warm* * *fare v.tr.1 ( in senso generale, astratto, morale, intellettuale e nel senso di agire) to do*: che cosa fai?, what are you doing?; avere molto da fare, to have a great deal to do (o to be kept hard at work); non avere nulla da fare, to have nothing to do; non fare nulla, to do nothing; che debbo fare ( di lui)?, what shall I do (with him)?; che fare ora?, what is to be done now?; che si doveva fare?, what was to be done? // che diavolo stai facendo?, what are you up to? (o what on earth are you doing?) // dovrai farne a meno, you'll have to do without (it) // detto fatto, no sooner said than done // ecco fatto!, that's done! // non fa altro che dormire, he does nothing but sleep // nulla da fare, (fam.) nothing doing // fare senza, to do without; fare alla meglio, to do carelessly // fare bene, to do properly (o to do well) // fare del proprio meglio, tutto il possibile, to do one's utmost (o one's best) // fare bene, male a qlcu., to do s.o. good, harm: questa medicina ti farà bene, this medicine will do you good; il vino mi fa male, wine doesn't agree with me; fare il giro dei locali notturni, to do the night-clubs // chi fa da sé fa per tre, (prov.) if you want a thing done well do it yourself // non fare agli altri quello che non vorresti fosse fatto a te, (prov.) do as you would be done by2 ( prevalentemente nel senso di creare, produrre, fabbricare; realizzare) to make*: farei una camicetta con questa seta, I'd make a blouse out of this silk; fare un abito, una torta, to make a dress, a cake; fare il caffè, il tè, to make coffee, tea; il fornaio fa il pane, the baker makes bread; il vino si fa con l'uva, wine is made from grapes; è il parlamento che fa le leggi, laws are made by Parliament; ti farò una lista dei libri che mi occorrono, I'll make a list of the books I need; non far rumore, don't make a noise; fare i letti, to make the beds // fare amicizia, to make friends: farsi degli amici, dei nemici, to make friends, enemies; farsi un nemico di qlcu., to make an enemy of s.o. // fare un errore, to make a mistake // fare mistero di qlco., to make a mystery of sthg. // fare posto a qlcu., to make room for s.o. // fare il totale, to make up the total // 3 più 3 fa 6, 3 and 3 make 6 (o 3 and 3 are 6); 2 per 2 fa 4, twice 2 is 43 ( essere) ( come professione), to be: fare l'insegnante, il medico, la spia, to be a teacher, a doctor, a spy // fare parte del personale, to be a member of the staff4 ( avere, possedere) to have: il villaggio fa duecento abitanti, the village has two hundred inhabitants5 ( rifornirsi) to take* on: la nave fece acqua e carbone, the ship took on water and coal // (aut.) fare il pieno, to fill up6 ( dire) to say*: 'Quando partite?', fece egli, 'When are you leaving?', he said // non fare motto, to utter not a word7 ( eleggere, nominare) to make*, to elect, to appoint: lo fecero re, they made him king (o he was appointed king)9 ( scrivere) to write*; ( dipingere) to paint: ha fatto un bel ritratto a mia sorella, he painted a beautiful portrait of my sister10 ( indicare, segnare) to make*; to be: che ore fai?, what time do you make it?; che ora fa il tuo orologio?, what time is it by your watch?; questo orologio fa le cinque, it is five o' clock by this watch11 (teatr.) ( rappresentare) to perform: questa settimana all'Odeon fanno l''Amleto', 'Hamlet' is being performed at the Odeon (o 'Hamlet' is on at the Odeon) this week12 ( far la parte di) to act (as); (teatr.) to play (as); ( fingere) to feign: mi fa da governante, she acts as my housekeeper; quell'attore nell''Otello' farà la parte di Jago, that actor is going to play Iago in 'Othello'; fare l'ignorante, to feign ignorance; fare il morto, (fig.) to feign death13 ( praticare) to go* in for; ( giocare) to play: fare della bicicletta, dello sport, dell'automobilismo, della politica, to go in for cycling, sport, motoring, politics; fare del tennis, to play tennis; fare del nuoto, to swim // fare del teatro, del cinema, to be an actor, a cinema-actor // fare un po' di musica, to play some music14 ( pulire) to clean: fare una stanza, to clean a room (o fam. to do a room); fare i piatti, to wash up15 ( generare) to bear*; to have: quella cagna il mese scorso ha fatto tre cuccioli, that bitch had three puppies last month17 ( percorrere) to go*: fare dieci chilometri a piedi, a cavallo, to walk, to ride ten kilometres; fare sessanta chilometri all'ora, to drive at sixty kilometres an hour; fare quattro passi per un sentiero, to go for (o to take) a stroll along a path; abbiamo fatto 3000 km in due giorni, we covered (o did) 3000 km in two days18 ( passare, trascorrere) to spend*: dove hai fatto le vacanze?, where did you spend your holidays?; fece dieci anni di prigione, he did ten years in prison19 ( in sostituzione del verbo usato nella proposizione reggente) to do*: spese il suo denaro meglio di quel che avrei fatto io, he spent his money better than I would have done; lui se ne è andato e così ho fatto io, he went away and so did I20 ( con valore causativo seguito da infinito) to have, to get*; ( causare) to cause; to make*; ( lasciare, permettere) to let*: fa' venire l'idraulico, get the plumber to come; devo far aggiustare l'auto, I must have the car repaired; fallo smettere!, make him stop!; fatti (fare) un nuovo abito!, have a new suit made!; il tuo ritardo mi fece perdere il treno, your being late caused me to miss the train; far fare qlco., to have (o to get) sthg. done; fare partire una macchina, to start a machine; fare aspettare qlcu., to keep s.o. waiting; fare sapere a qlcu., to let s.o. know (o to inform s.o.); fare uscire, entrare, to let s.o. out, in; fare vedere qlco. a qlcu., to let s.o. see sthg. (o to show s.o. sthg.) // fare chiamare qlcu., to send for s.o. // fare notare a qlcu., to point out to s.o. // fare osservare qlco. a qlcu., to call s.o.'s attention to sthg. // far pagare, to charge: far pagare troppo, poco, to overcharge, to undercharge // far salire i prezzi, to raise prices.◆ v. intr.1 impers. ( di condizioni atmosferiche): che tempo fa?, what is the weather like?; fa brutto tempo, bel tempo, it is bad weather, fine weather; fa caldo, caldissimo, molto freddo, it is warm, hot, very cold3 ( seguito da consecutive): fare in modo di, to try to (do); fate che non vi veda, don't let him see you; fate in modo di non farvi vedere, take care not to be seen // fare sì che, fare in modo che, to arrange, to make sure, to get, to make*: fece sì che tutti fossero d'accordo con lui, he got everyone to agree with him; hanno fatto in modo che tutti fossero soddisfatti, they made sure everybody was happy; fecero sì che io lo incontrassi, they arranged (o made arrangements) for me to meet him4 ( stare per) to be about: fece per entrare quando..., he was about to enter, when...5 fare in tempo a, to manage to (do): ce la fece appena a prendere il treno, he just managed (o he was just in time) to catch his train.◘ farsi v.rifl. o intr.pron.1 ( diventare) to become*; ( gradualmente) to grow*: si è fatto un bel giovane, he has become a handsome young man; si sono fatti più gentili, they have become more amiable; ti sei fatto molto alto, you have grown (o become) very tall; fare cattolico, to turn Catholic (o to become a Roman Catholic) // fare bello, ( vantarsi) to boast2 ( moto) to come*; to get*: su, fatevi in là!, get out of my way, please!; fare avanti, to go forward, (fig.) to thrust oneself forward3 ( seguito da infinito) to make* oneself; to get*: fare amare, capire, odiare, to make oneself loved, understood, hated; fatti aiutare da qualcuno, get someone to help you; fare notare, to attract attention, ( di proposito) to make oneself conspicuous4 impers. ( di tempo e di condizioni atmosferiche) to get*; to grow*: si fa buio, it is getting dark; si fa tardi, it is growing late5 (sl.) ( drogarsi) to shoot* up; to take* drugs.fare s.m.1 doing, making // dal dire al fare c'è di mezzo il mare, there's many a slip 'twixt cup and lip2 ( modi, maniere) manner; way; ( comportamento) behaviour: il suo fare modesto, his modest manner; ha un brutto ( modo di) fare, he has an unpleasant manner; ha un fare molto simpatico, he has winning ways (o he has a pleasant manner); non mi piace il suo fare, I don't like his manners* * *1. ['fare]vb irreg vt1) (fabbricare: gen) to make, (casa) to build, (quadro) to paint, (disegno) to draw, (pasto) to cook, (pane, dolci) to bake, (assegno) to make outche cosa ne hai fatto di quei pantaloni? — what have you done with those trousers?
hai fatto il letto? — have you made the bed?
hai fatto la stanza? — have you cleaned the room?
2) (attività: gen) to do, (vacanza, sogno) to have3) (funzione) to be, Teatro to play, be, actfare il morto — (in acqua) to float
4) (percorrere) to dofare i 100 metri — (competere) to go in for o run in the 100 metres
fare una passeggiata — to go for o take a walk
5)6)7)due più due fa quattro — two plus two make(s) o equal(s) fourche differenza fa? — what difference does it make?
glielo faccio 100 euro — I'll give it to you o I'll let you have it for 100 euros
8)(+ infinito)
le faremo avere la merce — we'll get the goods to youl'hanno fatto entrare in macchina — (costringere) they forced him into the car, they made him get into the car, (lasciare) they let him get into the car
far scongelare — to defrost, thaw out
mi son fatto tagliare i capelli — I've had my hair cut
9)10)farla a qn — to get the better of sbme l'hanno fatta! — (imbrogliare) I've been done!, (derubare) I've been robbed!, (lasciare nei guai) I've been lumbered!
— to succeed, managenon ce la faccio più — (a camminare) I can't go on, (a sopportare) I can't take any more
ormai è stato deciso e non c'è niente da fare — it's been decided and there's nothing we can do about it
ha fatto di sì con la testa — he nodded
1) (agire) to dofare con — (situazioni, persone) to know how to deal withci sa fare coi bambini/con le macchine — he's good with children/cars
2)"davvero?" fece — "really?" he said3)questo non si fa — it's not done, you (just) can't do that
si
fa così! — you do it like this, this is the way it's donenon si fa così — (rimprovero) that's no way to behave!
questa festa non si farà! — this party won't take place!
4)fa proprio al caso nostro — it's just what we needfare da — (funzioni) to act as
fare da padre a qn — to be like a father to sb
la cucina fa anche da sala da pranzo — the kitchen also serves as o is also used as a dining room
fare per — (essere adatto) to be suitable for, (essere sul punto di) to be about to
il grigio fa vecchio — grey makes you o one look older
3. vb impers4. vr (farsi)1)farsi amico di qn — to make friends with sb2)farsi avanti — to move forward, fig to come forward3) (gergo: drogarsi) to do drugs5. vip (farsi)(divenire) to become6. smfar del giorno/della notte — at daybreak/nightfall* * *I 1. ['fare]verbo transitivo1) (in senso generico e astratto) to do*2) (preparare, fabbricare, creare) to make* [torta, tè, vino, vestito, mobile, pezzi di ricambio, film]3) (produrre, provocare) to make* [macchia, buco, rumore]6) (come professione, mestiere)fare il medico, l'insegnante — to be a doctor, a teacher; (come sport, hobby) to do* [aerobica, giardinaggio]
7) (a scuola) to do*, to study [materia, facoltà, testo, autore]; to do* [ corso]8) (trascorrere) to spend* [ vacanze]10) (percorrere) to do* [tragitto, chilometri]11) (avere) to have* [infarto, orecchioni, otite]12) (provocare, causare)fare del bene, del male a qcn. — to do sb. good, harm
Signore, fa' che non gli succeda niente — may God protect him!
13) (far diventare) to make*fare felice qcn. — to make sb. happy
fare qcn. presidente — to make sb. president
14) (considerare)15) (fingersi)fare il malato, il coraggioso — to pretend to be ill, brave
16) (interpretare) [ attore] to play [parte, ruolo]fare piangere qcn. — to make sb. cry
fare perdere qcs. a qcn. — to make sb. lose sth.; (permettere, lasciare)
fare andare qcn. — to let sb. go; (convincere)
che ora fai? — what time do you make it o have you got?
19) (costare)20) (partorire) [donna, animale] to have* [bambino, cuccioli]21) (dire)"certo" fece lei — "of course" she said
poi fa "e i miei soldi?" — colloq. so he goes "what about my money?"
2.il gatto fa "miao" — the cat goes "miaow"
1) (agire, procedere) to do*fare per andarsene — to be about to leave; (fare l'atto di)
4) fare da (fungere da) [ persona] to act as; (servire da) [ cosa] to function o act o serve as6) (riuscire)"come si fa?" - "così" — "how do I do it?" - "like this"
7) farcela3.verbo impersonale4.fa buio — it's getting o growing dark
verbo pronominale farsi1) (preparare, fabbricare, creare per sé) to make* oneself [caffè, vestito]2) (concedersi) to have* [birra, pizza, chiacchierata]-rsi degli amici, dei nemici — to make friends, enemies; colloq. (comprarsi) to get* oneself [macchina, moto]
5) gerg. (drogarsi) to get* stoned (di on), to do* drugs6) (diventare)-rsi suora, cristiano — to become a nun, a Christian
il cielo si fece grigio — the sky went o turned grey
-rsi avanti, indietro — to come forward, to stand back
- rsi in là — to budge over o up
8) (formarsi) to form [idea, immagine]- rsi tagliare i capelli — to have o get one's hair cut
10) (sottoporsi a) to have* [lifting, permanente]11) (procurarsi)12) (reciprocamente)-rsi carezze, dispetti — to caress each other, to play tricks on each other
13) farsela (intendersela) to jack around AE ( con with); (in una relazione amorosa) to run* around ( con with)••avere a che fare — to have to do ( con with)
avere da fare — to be busy, to have things to do
(non) fa niente! — it doesn't matter, never mind!
a me non la si fa! — = I wasn't born yesterday!
farsela addosso — (urinare) to wet oneself; (defecare) to shit oneself pop.; (dalla paura) to be scared shitless pop., to shit bricks pop., to brick it
farsela sotto — (dalla paura) to be scared shitless, to shit bricks, to brick it
II ['fare]che cosa vuoi che ci faccia? che cosa ci posso fare io? what do you want me to do about it? non ci si può fare nulla it can't be helped; non ci posso fare niente se... I can't help it if...; non so che farmene di... — I have no need for
sostantivo maschile1) (comportamento) manner, behaviour BE, behavior AE2) (inizio)sul fare del giorno, della notte — at daybreak, nightfall
* * *fare1/'fare/ [8]1 (in senso generico e astratto) to do*; non avere niente da fare to have nothing to do; che cosa posso fare per te? what can I do for you? che cosa dobbiamo fare con te! what are we to do with you!2 (preparare, fabbricare, creare) to make* [torta, tè, vino, vestito, mobile, pezzi di ricambio, film]; fare del pollo to cook some chicken; che cosa faccio per pranzo? what shall I cook for lunch?3 (produrre, provocare) to make* [macchia, buco, rumore]4 (dare come risultato) tre più due fa cinque three and two make five; quanto fa 3 per 3? what's 3 times 3? 9 meno 7 fa 2 9 minus 7 leaves 26 (come professione, mestiere) che lavoro fai? what's your job? cosa fai (di mestiere)? what do you do (for a living)? fare il medico, l'insegnante to be a doctor, a teacher; (come sport, hobby) to do* [aerobica, giardinaggio]7 (a scuola) to do*, to study [materia, facoltà, testo, autore]; to do* [ corso]; fare (la) prima to be in the first year8 (trascorrere) to spend* [ vacanze]; fare tre mesi di prigione to do three months in prison; hai fatto buon viaggio? did you have a pleasant journey?10 (percorrere) to do* [tragitto, chilometri]; fare l'autostrada to take the motorway11 (avere) to have* [infarto, orecchioni, otite]12 (provocare, causare) fare del bene, del male a qcn. to do sb. good, harm; la pastiglia non mi ha fatto niente the tablet didn't do anything; non ti farò niente I won't do anything to you; Signore, fa' che non gli succeda niente may God protect him!13 (far diventare) to make*; fare felice qcn. to make sb. happy; fare qcn. presidente to make sb. president14 (considerare) ti facevo più intelligente I thought you were cleverer15 (fingersi) fare il malato, il coraggioso to pretend to be ill, brave16 (interpretare) [ attore] to play [parte, ruolo]17 (seguito da infinito) (con valore causativo) fare piangere qcn. to make sb. cry; fare perdere qcs. a qcn. to make sb. lose sth.; (permettere, lasciare) fare andare qcn. to let sb. go; (convincere) gli ho fatto prendere un appuntamento I got him to make an appointment18 (riferito all'ora) che ora fai? what time do you make it o have you got? faccio le due I make it two o'clock; che ora fa l'orologio? what time does the clock say?20 (partorire) [donna, animale] to have* [bambino, cuccioli]21 (dire) "certo" fece lei "of course" she said; poi fa "e i miei soldi?" colloq. so he goes "what about my money?"; il gatto fa "miao" the cat goes "miaow"(aus. avere)1 (agire, procedere) to do*; non ho potuto fare altrimenti I couldn't do otherwise; fai come vuoi do as you like; facciamo alle sei let's make it six o'clock2 (essere adatto) questo è il posto che fa per me this is the place for me; vivere a Londra non fa per me living in London is not for me3 fare per (essere in procinto di) fare per andarsene to be about to leave; (fare l'atto di) fece per baciarlo she made as if to kiss him5 (essere espresso in una certa forma) come fa la canzone? how does the song go?6 (riuscire) come fai a leggere quella robaccia? how can you read that junk? "come si fa?" - "così" "how do I do it?" - "like this"; come faccio a saperlo? how should I know?7 farcela ce l'ho fatta! I made it! ce la fai a finirlo? can you manage to finish it? non ce la faccio più! I've had it! I can't take any more!1 (riferito a tempo atmosferico o condizioni di luce) fa freddo it's cold; fa buio it's getting o growing dark2 (riferito a durata) oggi fanno sei anni che è partito it's six years today since he leftIV farsi verbo pronominale1 (preparare, fabbricare, creare per sé) to make* oneself [caffè, vestito]; - rsi da mangiare to do one's own cooking2 (concedersi) to have* [birra, pizza, chiacchierata]3 (procurar si) -rsi degli amici, dei nemici to make friends, enemies; colloq. (comprarsi) to get* oneself [macchina, moto]5 gerg. (drogarsi) to get* stoned (di on), to do* drugs6 (diventare) -rsi suora, cristiano to become a nun, a Christian; si è fatta bella she's grown up a beauty; il cielo si fece grigio the sky went o turned grey; si fa tardi it's getting late7 (per indicare movimento) -rsi avanti, indietro to come forward, to stand back; - rsi in là to budge over o up8 (formarsi) to form [idea, immagine]9 (seguito da infinito) - rsi sentire to make oneself heard; - rsi tagliare i capelli to have o get one's hair cut; - rsi operare to have surgery10 (sottoporsi a) to have* [lifting, permanente]11 (procurarsi) - rsi un bernoccolo to get a bump; - rsi un livido su un braccio to bruise one's arm12 (reciprocamente) -rsi carezze, dispetti to caress each other, to play tricks on each other13 farsela (intendersela) to jack around AE ( con with); (in una relazione amorosa) to run* around ( con with)avere a che fare to have to do ( con with); non avere niente a che fare to have nothing to do ( con with); avere da fare to be busy, to have things to do; (non) fa niente! it doesn't matter, never mind! a me non la si fa! = I wasn't born yesterday! farsela addosso (urinare) to wet oneself; (defecare) to shit oneself pop.; (dalla paura) to be scared shitless pop., to shit bricks pop., to brick it; farsela sotto (dalla paura) to be scared shitless, to shit bricks, to brick it; che cosa vuoi che ci faccia? che cosa ci posso fare io? what do you want me to do about it? non ci si può fare nulla it can't be helped; non ci posso fare niente se... I can't help it if...; non so che farmene di... I have no need for...\See also notes... (fare.pdf)————————fare2/'fare/sostantivo m.2 (inizio) sul fare del giorno, della notte at daybreak, nightfall. -
10 hacerlo de nuevo
(v.) = go and do it againEx. Well, she's gone and done it again -- she's up the spout and with another sprog on the way.* * *(v.) = go and do it againEx: Well, she's gone and done it again -- she's up the spout and with another sprog on the way.
-
11 volverlo a hacer
(v.) = go and do it againEx. Well, she's gone and done it again -- she's up the spout and with another sprog on the way.* * *(v.) = go and do it againEx: Well, she's gone and done it again -- she's up the spout and with another sprog on the way.
-
12 uno
1. art aun uovo an egg2. adj a, one3. m oneuno e mezzo one and a half4. pron onea uno a uno one by onel'uno dopo l'altro one after the otherl'un l'altro each other, one another* * *uno agg.num.card. e s.m. one: uno contro cinque, one against five; un giorno o due, one or two days; uno per cento, one per cent; un terzo, one third; un uomo su mille, one man in a thousand; nemmeno uno, not a single one; il numero uno, the number one (anche fig.); un asino numero uno, (fam.) a first-class fool; ci volle una settimana esatta, it took just one week; ho solamente un libro, I have only one book; scrivi uno, write one; scrivere uno e riportare cinque, to write down one and carry five; inviteremo uno o due amici, we'll invite one or two friends; una o due righe più sotto, one or two lines further down; le mille e una notte, the thousand and one nights; l'articolo uno della Costituzione, article one of the constitution; tutti per uno, uno per tutti, all for one and one for all; partire o non partire per me è tutt'uno, its' all the same to me whether we leave or not; delle due una, o è partito o è a casa, there are two possibilities, either he has left or he is at home; a uno a uno, one by one; entrare uno a uno, go in one by one◆ s.m. (fil.) One; God.uno, un, una art.indet.1 a, an: un artista, an artist; una donna, a woman; un europeo, a European; un onore, an honour; un'ora lieta, a happy hour; un bel palazzo, a beautiful building; una grande città, a big city; un lavoro interessante, an interesting job // non ha un amico, he hasn't a single friend // ho una fame che non ti dico!, I'm starving! // ha una casa!, you should see her house! // un tale bugiardo!, he's such a liar!2 (seguito da agg. poss.) one (of): un suo amico, one of his friends (o a friend of his); un vostro rappresentante, one of your agents3 ( in espressoni numeriche o di quantità) a, one: un centinaio, un milione, a (o one) hundred, a (o one) million; un quarto, un quinto, a quarter (o a fourth), a fifth; una gran quantità, a large quantity // una buona dose di coraggio, a lot of courage4 ( per indicare approssimazione) some, about: una cinquantina di persone, some (o about) fifty people; un cinque o sei giorni, some (o about) five or six days; disterà una ventina di chilometri, it's about twenty kilometres away.1 ( qualcuno) someone; ( un tale) a fellow, a man; ( una tale) a woman; ( con partitivo) one: c'era uno che voleva parlarti, there was someone (o a fellow o a man) who wanted to speak to you; ho parlato con uno che ti conosce, I've been speaking to someone who knows you; ha telefonato una tale, a woman phoned; uno di noi, di voi, one of us, of you; ho parlato con uno dei tuoi assistenti, I spoke to one of your assistants; è una delle migliori attrici italiane, she is one of Italy's best actresses // è uno dei tanti, uno qualsiasi, he is one of the many // una di quelle, a tart (o one of them)2 (con valore impers.) one, you: uno non può dire se sia vero o no, one (o you) can't say whether it's true or not // se uno vuole può farlo, if you want to, you can (o prov. where there's a will there's a way)3 ( ciascuno) each: li ho pagati mille euro l'uno, I paid one thousand euros each for them; ce ne daranno due per uno, we'll be given two each // facciamo un po' per uno, let's share it // paghiamo metà per uno, let's go fifty fifty4 ( riferito a cosa) one ( anche con partitivo): questo abito non mi sta bene, ne vorrei uno più scuro, this dress doesn't suit me, I'd like a darker one; ''Mi occorre una penna'' ''Prendine una dal mio tavolo'', ''I need a pen'' ''Take one from my desk'' // ne ha combinata una delle sue, he's been up to his tricks again // ne ha fatta una grossa!, he's really done it this time! // vuoi sentirne una?, do you want to know the latest? // non gliene va mai bene una, he never does anything right5 (in corr. con altro) (l')uno..., l'altro..., one... the other...: ha due figli, uno lavora, l'altro studia, he has two sons; one is working and the other's a student // uno..., un altro..., one..., another...: c'erano molti stranieri, uno veniva dal Cile, un altro dall'Olanda, un altro ancora dalle Filippine, there were a lot of foreigners: one came from Chile, another from Holland and (yet) another from the Philippines // l'uno e l'altro, ( entrambi) both: l'uno e l'altro ( fratello) negarono, both (brothers) denied it; l'una e l'altra ( città) furono distrutte, both (cities) were destroyed // né l'uno né l'altro, neither; ( in presenza di altra negazione) either: non voglio né l'uno né l'altro, I want neither (o I don't want either); né l'uno né l'altro rispose, non risposero né l'uno né l'altro, neither of them replied // l'un l'altro, ( reciprocamente) one another; (spec. fra due) each other: si aiutano l'un l'altro, they help one another (o each other) // gli uni..., gli altri..., some..., some... (o some..., others) // gli uni e gli altri, they all (o all of them); compl. them all (o all of them): sono partiti gli uni e gli altri, they all left; scrissi agli uni e agli altri, I wrote to them all.* * *['uno] uno (-a) davanti a sm un + consonante, vocale, uno + s impura, gn, pn, ps, x, z; davanti a sf un' + vocale, una + consonante1. aggnon ha una lira — he hasn't a penny, he's penniless
ho comprato una mela e due pere — I bought one apple and two pears
ho passato un mese in Italia — I spent one month in Italy
2. art indet1) a, an (+ vocale)2)una noia! — such a bore!ma questo è un porcile! — it's an absolute pigsty in here!
3)disterà un 10 km — it's round about 10 km away3. pron1) onea
uno a uno — one by oneuno di noi — one of us
facciamo metà per uno — let's go halves
2) (un tale) somebody, someone3) (in costruzione impersonale) one, youse
uno vuole — if one wants, if you wantse
uno ha i soldi — if one has the money4)l'uno — onenon confondere gli uni con gli altri — don't confuse one lot with the other
abbiamo visto l'uno e l'altro — we've seen both of them
sono entrati l'uno dopo l'altro — they came in one after the other
si amano l'un l'altro — they love each other
5)non me ne va mai bene una — nothing ever goes right for me
4. sm5. sf(ora) one o'clockche ore sono? — è l'una — what time is it? — it's one (o'clock)
* * *['uno] 1.articolo indeterminativo (un, una, un'; in the masculine, un is used before a vowel and a consonant; uno is used before s followed by a consonant, and before gn, pn, ps, x and z; una is used in the feminine, but the form un' is used before a vowel) a, anEx:un cane, un albero — a dog, a treeuna mela, un'aquila — an apple, an eagle II uno, f. una, m.pl. uni, f.pl. une pronome indefinito/Ex:1) onel'uno o l'altro — either, one or the other
l'un l'altro — each other, one another
dipendiamo gli uni dagli altri — we depend on each other o on one another
non o neanche uno ha detto grazie nobody o not one person said thank you; non sono uno che dimentica i compleanni I'm not the kind of person who forgets birthdays; ne ha combinata una delle sue he's been up to his tricks again; non gliene va bene una nothing seems to go right for him; per dirne una — just to mention one thing
2) (un tale) someone, somebodyho parlato con uno, una che ti ha visto — I spoke to a man, a woman who saw you
3) (con valore impersonale) one, you4) (ciascuno) each2.aggettivo (numerale) oneuna persona su tre — one person in o out of three
3.pagina, numero uno — page, number one
sostantivo maschile invariabile1) (numero) one2) (giorno del mese) first4.l'una — (di notte) one am; (di pomeriggio) one pm
* * *uno/'uno/ ⇒ 26, 5, 8, 13(un, una, un'; in the masculine, un is used before a vowel and a consonant; uno is used before s followed by a consonant, and before gn, pn, ps, x and z; una is used in the feminine, but the form un' is used before a vowel) a, an; un cane, un albero a dog, a tree; una mela, un'aquila an apple, an eagle II uno, f. una, m.pl. uni, f.pl. unepron.indef.1 one; l'uno e l'altro both; l'uno o l'altro either, one or the other; l'un l'altro each other, one another; uno di noi one of us; ne rimane solo uno there's only one left; a uno a uno one by one; dipendiamo gli uni dagli altri we depend on each other o on one another; non o neanche uno ha detto grazie nobody o not one person said thank you; non sono uno che dimentica i compleanni I'm not the kind of person who forgets birthdays; ne ha combinata una delle sue he's been up to his tricks again; non gliene va bene una nothing seems to go right for him; per dirne una just to mention one thing2 (un tale) someone, somebody; ho parlato con uno, una che ti ha visto I spoke to a man, a woman who saw you3 (con valore impersonale) one, you; se uno ci pensa if you (come to) think of it4 (ciascuno) each; sei euro l'uno six euros each; ne abbiamo presi due per uno we took two (of them) eachIII aggettivo(numerale) one; ci sono rimasto un giorno I stayed there one day; una persona su tre one person in o out of three; non ha detto una parola he didn't utter a (single) word; pagina, numero uno page, number oneIV m.inv.1 (numero) one2 (giorno del mese) firstV una sostantivo femminile -
13 mio
(pl miei) 1. adj myun mio amico a friend of mine, one of my friendsi miei amici my friends2. pron: il mio minequesto libro è mio this book is mine, this is my booki miei my parents* * *mio agg.poss. di 1a pers.sing.1 my; (mio proprio) my own: mio padre e mia madre, my father and mother; i miei colleghi di lavoro, my colleagues (at work); la mia vecchia casa, my old house; il mio migliore amico, my best friend; passo le mie serate davanti alla televisione, I spend my evenings watching TV; ha osato insultarmi in casa mia, he had the nerve to insult me in my own house; vorrei avere una casa mia, I wish I had a house of my own // un mio amico, a friend of mine; ho rivisto quel mio compagno di scuola, I've seen that old schoolfriend of mine again; ho venduto alcuni miei libri, I've sold some of my books // Mio carissimo Alberto..., My dear Albert... //caro mio, old man (o old fellow o old chap); figlio mio, my son; sentite, ragazzi miei, listen to me, boys (o lads) // in vece mia, instead of me (o in my stead) // fallo per amor mio, do it for my sake (o for love of me) // Dio mio, come ti sei ridotto!, Good heavens, what a state you're in!2 (con uso predicativo) mine: questa casa è mia, this house is mine; questi libri non sono miei, these books aren't mine (o don't belong to me)◆ pron.poss.1 mine: questo appartamento è più grande del mio, this flat is bigger than mine; le tue idee sono anche le mie, we are of the same mind (o your ideas are the same as mine); usa la tua macchina, non la mia, use your car, not mine2 (in espressioni ellittiche): quando leggerai questa mia..., when you read this letter...; avete ricevuto la mia del 5 corr.?, have you received my letter of the 5th inst.?; stai dalla mia?, are you on my side?; anch'io ho avuto le mie, I've had my share too // devo averne combinata una delle mie, I've gone and done it again◆ s.m.1 vivo del mio, I live on my income; ci ho rimesso del mio, I lost my own money; mi accontento del mio, I'm satisfied with what I've got2 (partitivo): vorrei aggiungere qualcosa di mio, I'd like to add something of my own; non ho niente di mio, I have nothing of my own3 pl.: i miei, my family (o my relatives, fam. my folks); (partigiani, seguaci) my supporters.* * *['mio] mio (-a)miei, mie pl1. agg possil mio; la mia ecc — my
è casa mia; è la mia casa — it's my house
di chi è questo? — è mio — whose is this? — it's mine
2. pron possil mio; la mia ecc — mine, my own
è questo il tuo cappotto? — no, il mio è nero — is this your coat? — no, mine's black
3. pron poss m1)2)i miei — (genitori) my parents, (famiglia) my family, (amici) my side
4. pron poss fla mia — (opinione) my view
anch'io ho avuto le mie — (disavventure) I've had my problems too
ne ho fatta una della mie! — (sciocchezze) I've done it again!
* * *Ex:quel libro è mio — that book is mine II il mio, f. la mia, m.pl. i miei, f.pl. le mie pronome possessivo/Ex:1) minenon ho la macchina della ditta, uso la mia — I don't have a company car, I use my own
quando riceverai questa mia... — when you receive this letter...
i miei — (genitori) my parents, my folks colloq.; (parenti) my relatives
non voglio spendere del mio — I don't want to spend my money o to pay out of my own pocket
* * *mio\See also notes... (mio.pdf) -
14 fare
1. ['fare]vb irreg vt1) (fabbricare: gen) to make, (casa) to build, (quadro) to paint, (disegno) to draw, (pasto) to cook, (pane, dolci) to bake, (assegno) to make outche cosa ne hai fatto di quei pantaloni? — what have you done with those trousers?
hai fatto il letto? — have you made the bed?
hai fatto la stanza? — have you cleaned the room?
2) (attività: gen) to do, (vacanza, sogno) to have3) (funzione) to be, Teatro to play, be, actfare il morto — (in acqua) to float
4) (percorrere) to dofare i 100 metri — (competere) to go in for o run in the 100 metres
fare una passeggiata — to go for o take a walk
5)6)7)due più due fa quattro — two plus two make(s) o equal(s) fourche differenza fa? — what difference does it make?
glielo faccio 100 euro — I'll give it to you o I'll let you have it for 100 euros
8)(+ infinito)
le faremo avere la merce — we'll get the goods to youl'hanno fatto entrare in macchina — (costringere) they forced him into the car, they made him get into the car, (lasciare) they let him get into the car
far scongelare — to defrost, thaw out
mi son fatto tagliare i capelli — I've had my hair cut
9)10)farla a qn — to get the better of sbme l'hanno fatta! — (imbrogliare) I've been done!, (derubare) I've been robbed!, (lasciare nei guai) I've been lumbered!
— to succeed, managenon ce la faccio più — (a camminare) I can't go on, (a sopportare) I can't take any more
ormai è stato deciso e non c'è niente da fare — it's been decided and there's nothing we can do about it
ha fatto di sì con la testa — he nodded
1) (agire) to dofare con — (situazioni, persone) to know how to deal withci sa fare coi bambini/con le macchine — he's good with children/cars
2)"davvero?" fece — "really?" he said3)questo non si fa — it's not done, you (just) can't do that
si
fa così! — you do it like this, this is the way it's donenon si fa così — (rimprovero) that's no way to behave!
questa festa non si farà! — this party won't take place!
4)fa proprio al caso nostro — it's just what we needfare da — (funzioni) to act as
fare da padre a qn — to be like a father to sb
la cucina fa anche da sala da pranzo — the kitchen also serves as o is also used as a dining room
fare per — (essere adatto) to be suitable for, (essere sul punto di) to be about to
il grigio fa vecchio — grey makes you o one look older
3. vb impers4. vr (farsi)1)farsi amico di qn — to make friends with sb2)farsi avanti — to move forward, fig to come forward3) (gergo: drogarsi) to do drugs5. vip (farsi)(divenire) to become6. smfar del giorno/della notte — at daybreak/nightfall -
15 bebé
adj.1 baby.2 baby.f. & m.baby, babe, infant, newborn.* * *1 baby\bebé probeta test-tube baby* * *noun m.* * *bebe, -aSM / F Cono Sur baby* * *- ba masculino, femenino (RPl, Per) baby* * *= baby [babies, -pl.], babe, sprog.Ex. The article 'Sitting pretty: infants, toddlers, & lapsits' outlines the procedures followed at San Francisco public library to help parents introduce their babies to appropriate literature.Ex. They are pure as a babe's innocence.Ex. Well, she's gone and done it again -- she's up the spout and with another sprog on the way.----* bebé con cólicos = colicky baby, colicky infant.* bebé probeta = test-tube baby.* bebé que empieza a andar = toddler.* bebé que nace muerto = stillbirth [still-birth].* bebé que padece de cólicos = colicky baby, colicky infant.* cochecito de bebé = pram, baby carriage.* habitación para cambiar bebés = baby changing room.* intercomunicador para bebés = baby monitor, baby alarm.* interfono para bebés = baby monitor, baby alarm.* reunión a la que los padres acuden con sus bebés = lapsit.* sala para cambiar bebés = baby changing room.* tan inocente como un bebé = as innocent as a lamb.* un bebé = a babe in arms.* * *- ba masculino, femenino (RPl, Per) baby* * *= baby [babies, -pl.], babe, sprog.Ex: The article 'Sitting pretty: infants, toddlers, & lapsits' outlines the procedures followed at San Francisco public library to help parents introduce their babies to appropriate literature.
Ex: They are pure as a babe's innocence.Ex: Well, she's gone and done it again -- she's up the spout and with another sprog on the way.* bebé con cólicos = colicky baby, colicky infant.* bebé probeta = test-tube baby.* bebé que empieza a andar = toddler.* bebé que nace muerto = stillbirth [still-birth].* bebé que padece de cólicos = colicky baby, colicky infant.* cochecito de bebé = pram, baby carriage.* habitación para cambiar bebés = baby changing room.* intercomunicador para bebés = baby monitor, baby alarm.* interfono para bebés = baby monitor, baby alarm.* reunión a la que los padres acuden con sus bebés = lapsit.* sala para cambiar bebés = baby changing room.* tan inocente como un bebé = as innocent as a lamb.* un bebé = a babe in arms.* * *bebe -bamasculine, feminine(Per, RPl) baby* * *
Del verbo beber: ( conjugate beber)
bebe es:
3ª persona singular (él/ella/usted) presente indicativo2ª persona singular (tú) imperativo
Multiple Entries:
bebe
beber
bebé
bebe◊ -ba sustantivo masculino, femenino (RPl, Per) baby
beber ( conjugate beber) verbo transitivo/intransitivo
to drink;
¿quieres bebé algo? do you want something to drink?;
bebé a sorbos to sip;
si bebes no conduzcas don't drink and drive;
bebé a la salud de algn to drink sb's o (BrE) to sb's health;
bebé por algn/algo to drink to sb/sth
beberse verbo pronominal ( enf) to drink up;
nos bebimos la botella entera we drank the whole bottle
bebé sustantivo masculino
baby;
bebé probeta test-tube baby
beber verbo transitivo & verbo intransitivo to drink
(brindar) beber a/por, to drink to: beberemos a la salud de Nicolás, let's drink to Nicholas
♦ Locuciones: familiar beber a morro, to drink straight from the bottle
familiar beber como un cosaco, to drink like a fish
beber de un trago, to down something in one go
bebé sustantivo masculino baby
' bebé' also found in these entries:
Spanish:
año
- baba
- demasiada
- demasiado
- desarrollo
- escocedura
- gatear
- llantina
- mamar
- mantilla
- pecho
- pelele
- rica
- rico
- tener
- tiempo
- abandonar
- ajuar
- alzar
- ama
- balbucear
- balbuceo
- bautismo
- bautizar
- bautizo
- bebe
- botín
- cambiar
- capota
- changuito
- chillar
- chupar
- chupete
- cocer
- coche
- cuco
- dormir
- escaldar
- escarpín
- esperar
- faldón
- gorra
- guagua
- guapo
- lindo
- mameluco
- mecer
- mudar
- niño
- ricura
English:
baby
- bib
- bootie
- bottle
- burble
- burp
- change
- comforter
- cradle
- crawl
- crying
- cut
- delivery
- dummy
- excite
- feed
- fish
- frequency
- fuzzy
- gulp
- gurgle
- have
- heavy
- infant
- it
- lift up
- notion
- novelty
- nurse
- rest
- some
- spoon-feed
- sprog
- suck
- sweet
- teethe
- wail
- wean
- be
- call
- car
- drink
- drinking
- expect
- something
* * *bebe, -a nm,fAndes, RP baby* * *m baby* * *bebé nm: baby* * * -
16 crío
f. & m.child, baby, kiddy, little one.pres.indicat.1st person singular (yo) present indicative of spanish verb: criar.* * *► nombre masculino,nombre femenino1 familiar kid, child► adjetivo1 familiar young\ser un crío,-a familiar to be childish* * *crío, -aSM / F kid *, child; pey little brat *¡no seas crío! — grow up!, don't be such a baby!
* * *cría (esp Esp fam) masculino, femenino kid (colloq)* * *= kiddy [kiddie], sprog, tot.Ex. If they can do it for the kiddies, perhaps they can do it for the adults too.Ex. Well, she's gone and done it again -- she's up the spout and with another sprog on the way.Ex. He was just a tot when his father was jailed for life for murdering his wife.* * *cría (esp Esp fam) masculino, femenino kid (colloq)* * *= kiddy [kiddie], sprog, tot.Ex: If they can do it for the kiddies, perhaps they can do it for the adults too.
Ex: Well, she's gone and done it again -- she's up the spout and with another sprog on the way.Ex: He was just a tot when his father was jailed for life for murdering his wife.* * *crío, críamasculine, femininevan a tener otro crío they are going to have another baby o childya tiene dos crías she already has two little girls¡no seas crío! don't be such a big kid o baby!* * *
Del verbo criar: ( conjugate criar)
crío es:
1ª persona singular (yo) presente indicativo
crió es:
3ª persona singular (él/ella/usted) pretérito indicativo
Multiple Entries:
criar
crío
criar ( conjugate criar) verbo transitivo
1 ‹ niño›
2
( para la reproducción) to breed
criarse verbo pronominal
to grow up;
me crie con mi abuela I was brought up by my grandmother
crío, cría (esp Esp fam) sustantivo masculino, femenino
kid (colloq)
criar verbo transitivo
1 (niños) to bring up, rear
2 (animales) to breed, raise
3 (vino) to make
4 (producir, generar) to have, grow: esta tierra cría gusanos, this soil breeds worms
♦ Locuciones: criar malvas, to push up daisies
crío,-a sustantivo masculino y femenino familiar kid
♦ Locuciones: ser un crío, to be like a child
' crío' also found in these entries:
Spanish:
cría
- demonio
English:
grow up
- kid
- by
- off
* * *crío, -a nm,f[niño] kid;esperan el crío para diciembre the baby is due in December;mi abuelo está hecho un crío my grandfather doesn't look his age at all;no te preocupes, son cosas de críos don't let it bother you, it's not worth worrying about;¡no seas crío! don't be such a baby!, don't be so childish!* * *m, cría f famkid fam* * *crío n -
17 estar embarazada
v.to be pregnant, to be expecting, to be in the family way, to be knocked up.* * *(v.) = be up the spout, have + a bun in the ovenEx. Well, she's gone and done it again -- she's up the spout and with another sprog on the way.Ex. She has been sporting a little bit of a bump lately, leading everyone to think she may have a bun in the oven.* * *(v.) = be up the spout, have + a bun in the ovenEx: Well, she's gone and done it again -- she's up the spout and with another sprog on the way.
Ex: She has been sporting a little bit of a bump lately, leading everyone to think she may have a bun in the oven. -
18 estar en estado
to be pregnant* * *(v.) = be up the spout, have + a bun in the ovenEx. Well, she's gone and done it again -- she's up the spout and with another sprog on the way.Ex. She has been sporting a little bit of a bump lately, leading everyone to think she may have a bun in the oven.* * *(v.) = be up the spout, have + a bun in the ovenEx: Well, she's gone and done it again -- she's up the spout and with another sprog on the way.
Ex: She has been sporting a little bit of a bump lately, leading everyone to think she may have a bun in the oven. -
19 estar en estado de buena esperanza
to be pregnant, be expecting* * *(v.) = be up the spout, have + a bun in the ovenEx. Well, she's gone and done it again -- she's up the spout and with another sprog on the way.Ex. She has been sporting a little bit of a bump lately, leading everyone to think she may have a bun in the oven.* * *(v.) = be up the spout, have + a bun in the ovenEx: Well, she's gone and done it again -- she's up the spout and with another sprog on the way.
Ex: She has been sporting a little bit of a bump lately, leading everyone to think she may have a bun in the oven.Spanish-English dictionary > estar en estado de buena esperanza
-
20 estar encinta
v.to be pregnant, to be expecting, to be knocked up, to have a bun in the oven.* * *(v.) = be up the spout, have + a bun in the ovenEx. Well, she's gone and done it again -- she's up the spout and with another sprog on the way.Ex. She has been sporting a little bit of a bump lately, leading everyone to think she may have a bun in the oven.* * *(v.) = be up the spout, have + a bun in the ovenEx: Well, she's gone and done it again -- she's up the spout and with another sprog on the way.
Ex: She has been sporting a little bit of a bump lately, leading everyone to think she may have a bun in the oven.
См. также в других словарях:
Done by Mirrors — Saltar a navegación, búsqueda Done by Mirrors Álbum de estudio de Andi Deris Publicación 1999 Grabación 1998 … Wikipedia Español
Done by Mirrors — Studio album by Andi Deris Released November 20, 1999 Genre Hard Rock Label … Wikipedia
done again — index repeated Burton s Legal Thesaurus. William C. Burton. 2006 … Law dictionary
done — 1 the past participle of do 1 2 adjective (not before noun, no comparative) 1 FINISHED finished or completed: The job s nearly done. | As soon as I m done I ll give you a call. | over and done with (=completely finished): I ll be glad when this… … Longman dictionary of contemporary English
again — a|gain W1S1 [əˈgen, əˈgeın US əˈgen] adv [: Old English; Origin: ongean opposite, back ] 1.) one more time used when something has happened or been done before ▪ Can you say that again? I didn t hear. ▪ I ll never go there again. ▪ Mr Khan s busy … Dictionary of contemporary English
again — a|gain [ ə gen ] adverb *** Again is used in the following ways: as an adverb: I love that tune. Play it again. as a way of showing how a sentence is related to what has already been said: Tomatoes are easy to grow. But, again, they need to be… … Usage of the words and phrases in modern English
Again and Again — Infobox Single Name = Again and Again Artist = Jewel from Album = Goodbye Alice in Wonderland A side = Goodbye Alice in Wonderland Again and Again Released = February 2006 Format = CD single Genre = Pop Rock, Country Pop Length = Album Version… … Wikipedia
again */*/*/ — UK [əˈɡen] / US adverb Summary: Again is used in the following ways: as an adverb: I love that tune. Play it again. as a way of showing how a sentence is related to what has already been said: Tomatoes are easy to grow. But, again, they need to… … English dictionary
Damien Done — Origin Ann Arbor, Michigan, USA Genres Indie rock Years active 2002 Present Labels Good Life Recordings … Wikipedia
Did It Again (Shakira song) — Did It Again Single by Shakira from the album She Wolf … Wikipedia
Do It Again (The Beach Boys song) — Do It Again Single by The Beach Boys from the album 20/20 … Wikipedia